Wanneer ik kijk naar mijn proces is het mijn grootste uitdaging geweest om op koers te blijven. Tijdens de start van het onderzoek heb ik nog teveel open willen houden. Nu ben ik meanderend en ploeterend door literatuur, onderzoeken, instituten en werkvormen uitgekomen bij een werkvorm die ik notabene aan het begin van mijn proces al in het vizier had. Voor een deel heeft dit te maken met het feit dat ik niets wil laten liggen en ik mij heb willen verdiepen in de materie.
Ik ben veel tijd kwijtgeraakt met het zoeken naar een doelgroep en een instituut. Zelf ben ik niet werkzaam als educator en niet verbonden aan een school of museum. Om uiteindelijk de hoe-vraag te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk dingen uit te proberen, ik dacht dat dit het makkelijkst zou zijn als ik dit binnen een instituut zou kunnen doen. Uiteindelijk heb ik dat los moeten laten. De moeite om de juiste mensen te spreken te krijgen en dan een plek te regelen zat het onderzoek in de weg. Om het onderzoek meer naar mijn hand te zetten heb ik gekozen om het volledig autonoom uit te voeren.
De noodzaak echter om dit onderzoek te doen is voor mij nog steeds urgent en relevant. De grootte van het onderzoek maakte dat ik in de expertmeetings en peerfeedback gesprekken regelmatig verschillende richtingen op werd gestuurd. Dat heeft ook te maken met het moment van het proces waarop je het gesprek hebt. Hoe meer richting je hebt en gerichtere vragen kunt stellen, hoe beter de experts met nuttige informatie komen.
In het begin heb ik mij vooral gefocust op musea en werd ik in de gesprekken met experts al snel in de richting van het dekoloniseren van musea gestuurd. Hoewel zeer actueel, was dat niet het onderzoek dat ik nu wil doen. Doordat ik in mijn onderzoeksvraag benoem dat ik een interculturele dialoog wil opstarten is het op zich logisch dat ik die kant op werd gestuurd. Uiteindelijk heb ik gesprekken kunnen voeren met het Van Abbemuseum waar de nadruk ligt op inclusiviteit en het Van Gogh Museum, vanwege hun project Van Gogh Verbindt.
Gaandeweg het proces kwam ik er dan ook achter dat het hebben van een interculturele dialoog niet de lading dekt. Het woord intercultureel wordt al snel gelinkt aan etniciteit of aan asielzoekers, terwijl het mij juist te doen is om een diverse groep die volledig meedraait in de Nederlandse samenleving. In de gesprekken met de experts had ik daarin moeten bijsturen. Hoewel dat natuurlijk ook te maken heeft met het feit dat ik mijn doelgroep nog onvoldoende geformuleerd had.
Vervolgens heb ik mij gericht op het Voortgezet Onderwijs. Een scholengemeenschap bestaat meestal ook uit een redelijke diverse groep. Helaas bleken de ingangen die ik heb in het VO niet open te staan om een experiment te doen. Er zijn in de gesprekken met mijn peers uiteindelijk wel voorstellen gedaan om met leerlingen van hun scholen iets te gaan uitproberen. Dat heb ik laten liggen, onder andere uit praktische overwegingen, tijd en afstand. Achteraf vind ik dat wel een gemiste kans en had ik zo vaker een methode kunnen testen. Voor een deel komt het ook door mijn perfectionisme, ik wil het goed doen en wilde een methode dan ook goed toepassen en mij daarin verder verdiepen. Dat zit mij dan in de weg.
Tijdens de laatste expertmeeting kwam opnieuw naar voren dat ik nu echt moet gaan testen in de praktijk. Maar met wie en waar?
De stroperigheid van het hele proces gaf mij te denken en ik ben vervolgens gaan nadenken of het wellicht aan de formulering lag. Vervolgens heb ik mijn vraag geherformuleerd: Hoe het kijken naar kunst kan bijdragen in het delen van verschillende perspectieven. Door deze formulering werd het meteen makkelijker om een doelgroep te vinden.
Uiteindelijk heb ik mijn praktijkonderzoek of experiment met de methode Visual Thinking Strategies (VTS) uitgevoerd. Daarbij ben ik uitgegaan van twee sociale groepen; een groep ouderen en een groep kinderen uit groep 8 van de basisschool. Het was ontzettend leuk om te doen en zeer leerzaam.
Wel merkte ik al meteen dat het heel erg lastig is om met de methode te werken. Dat werd bevestigd na mijn gesprek met Michal Butink (Beeldmakers, VTS-trainer en coach). De methode VTS valt of staat bij een goede uitvoering. In de theorie is voldoende bewijs te vinden dat de methode werkt voor het uitwisselen van perspectieven. De volgende stap voor mijn onderzoek zou daarom zijn het observeren van de methode met eenzelfde groep voor een langere periode. Tijd en een plek om dit te doen is er op dit moment niet, maar ik hoop daarover met VTS-Nederland in gesprek te kunnen.
Tot slot wil ik mijn peers, de betrokken experts en de experts van de opleiding bedanken voor alle gesprekken, adviezen en steun. Wie weet wie dit mogelijk nog onder ogen krijgen, maar dan is het bij deze gezegd.
Nog een laatste noot:
Het experiment heb ik in samenwerking met Emi Tsutsushio gedaan. We hebben het plan opgevat om in 2021 naar Japan te gaan en opnieuw te gaan samenwerken. Wij willen in Japan met de methode VTS een project gaan doen. De details moeten we nog uitwerken, maar er zijn veel culturele centra in Japan waar veel verschillende nationaliteiten samenkomen en we een aantal gesprekken willen gaan organiseren.
Comments