Bronnen
Interviews
Voor mijn onderzoek heb ik diverse partijen en mensen geïnterviewd. Dit heb ik gedaan door het afnemen van open interviews en het afnemen van een korte enquete. De verwerking van deze interviews heb ik hieronder opgenomen. De data van deze gegevens zijn te vinden in mijn onderzoekslogboek bij reflecties. Hier vind je de verwerkte informatie.
Britt Hoogenboom, over VTS
16 maart 2020
Britt Hoogenboom, masterstudent aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam.
Haar onderzoek heeft veel overlap met mijn onderzoek, Britt onderzoek hoe zij ‘met behulp van beeld, verhalen kan verzamelen en delen, die mensen helpen elkaar beter te begrijpen’. Haar insteek is dit vanuit mediabeelden te doen en zij heeft verschillende keren in verschillende samenstellingen beeldgesprekken gedaan.
Britt adviseert eerst zelf te ervaren hoe het is om zelf een VTS-sessie mee te maken en dan een training te volgen. Door zelf mee te doen ervaar je hoe de groepsdynamiek werkt en hoe jij je zelf verhoudt in de groep. Haar ervaring is dat mensen zich inderdaad bewust worden van hun eigen oordelen. Het is haar ook opgevallen dat deelnemers zich realiseren dat er meerder interpretaties mogelijk zijn van een beeld en dat er geen foute observaties zijn. Het delen van die interpretaties is essentieel, de kracht van VTS zit hem dan ook in het voeren van gesprekken in groepsverband en de tijd nemen om te kijken naar een beeld.
Door eerst te interpreteren ervaar je wat er gebeurt, dit in combinatie met de interpretaties van anderen, word je je bewust van je eigen oordeel. De ervaring is dus belangrijk.
Een training is wel belangrijk, omdat er heel veel gebeurt tijdens een gesprek. Je moet goed luisteren en parafraseren. (Dit kwam ook al naar voren in het gesprek met Michal.)
Britt heeft met verschillende Cultural Probes gewerkt om uit te zoeken wat het beste werkt om te evalueren en reflecteren op de methode. Door te werken met formulieren heeft ze aan het eind stapsgewijs van iedereen het proces van betekenis geven gedocumenteerd. Door de Cultural Probe kun je verschillende reacties inventariseren, zonder dat ze per se iets in hoeven te brengen. Je kunt een heel gesprek alleen maar luisteren, maar toch nemen ze iets mee. Op deze manier heeft ze toch van iedereen een reactie kunnen documenteren.
Ze merkte dat er bij deelnemers steeds meer betekenissen boven komen drijven en zien ze steeds meer details.
Het doen van gesprekken in musea met MBO-studenten (of scholieren) kan ook heel veel opleveren. Door ervaring met VTS op te doen in een museum krijgen de studenten een positieve ervaring. Deze studenten zien een museum in eerste instantie vooral als iets elitairs en voelen zich er niet op hun gemak. Met VTS hoeven ze niets af te weten van een werk, iedere bijdrage die gedeeld wordt telt en dat bevorderd het plezier in het kijken naar kunst.
Michal Butink, over VTS
26 februari 2020
Michal Butink, Beeldmakers. VTS facilitator, coach en trainer (ook coach en trainer voor VTS Nederland).
In mijn gesprek met Michal hebben we het uitvoerig gehad over de methode, hoe je de methode het beste toepast en wat het met deelnemers kan doen. Hier geef ik een korte samenvatting van het gesprek, voor een volledige uitwerking zie reflecties.
Het belangrijkste bij VTS is dat je het gesprek strikt volgens de regels uitvoert. De methode lijkt simpel, maar is door zijn eenvoud juist heel ingewikkeld om uit te voeren. Als facilitator zorg je dat het gesprek in goede banen wordt geleid en je ruimte geeft aan de deelnemers om zelf een inbreng te geven aan het gesprek. De kracht ligt bij de deelnemers zelf, je stuurt het kijk- en denkproces niet. Je rol als facilitator is altijd neutraal, dit kan lastig zijn voor (museum)docenten omdat zij de neiging hebben deelnemers iets te leren. Dat moet je volledig loslaten. De kern van VTS zit hem in de manier van parafraseren. Hoe je het gezegde teruggeeft aan de deelnemers, hierdoor geef je de deelnemers eigenaarschap over hun eigen leerproces. Dat dit lastig is heb ik zelf ervaren tijdens mijn experiment, vooral het aannemen van een neutrale rol is heel erg lastig. Daarbij is het moeilijk om goed te observeren wat er gebeurt met de groep als je zelf faciliteert. Voor Michal is VTS echt een goede methode om mensen onderling perspectieven te laten delen. Bij VTS gebruik je kunst als middel om samen het gesprek aan te gaan.
Je houdt je strikt aan de regels aan de hand van de drie vragen: Wat gebeurt er in dit werk? Wat zie je dat je dit zegt? Wat kun je nog meer ontdekken? Je begint dus met interpreteren vanuit je eigen referentiekader. Het belangrijkste moment zit hem in de tweede vraag, Wat zie je dat je dit zegt? Op dat moment vraag je om visuele bewijzen, waarom je het werk zo geïnterpreteerd hebt. Door dit uit te leggen ontstaat er onderling begrip over het oordeel dat je uitgesproken hebt in de groep over het werk. Hierdoor komen de verschillende perspectieven tussen de deelnemers bloot te liggen en begrijp je beter waarom iemand zegt wat hij zegt. Je neemt de discussie weg waarom het waar of niet waar is of er gelijk of ongelijk is. De rol van facilitator is belangrijk omdat deze dwingt tot luisteren naar elkaar door te parafraseren. Je bouwt momenten in van rust en stilte waardoor je niet meteen hoeft te reageren. Iets wat we niet gewend zijn in het dagelijks leven. Het geven van je eigen oordeel, door het geven van je eigen interpretatie, hoort erbij. Je kunt niet zonder oordelen kijken. Je leert van elkaars oordelen en door het gesprek kun je je oordeel bijstellen of wijzigen, je geeft elkaar de ruimte om dit te delen.
VTS zou volgens Michal heel goed toegepast kunnen worden in het onderwijs. Het leert leerlingen kritisch denken en elkaars oordelen respecteren. Je leert je eigen vooroordelen kennen en doordat het altijd in een groep plaatsvindt zorgt het voor onderlinge verbinding. Kinderen worden continu blootgesteld aan beeld, waarom – vraagt Michal zich af – is er dan geen vak ‘begrijpend leren kijken’? Kinderen leren toch ook begrijpend lezen? Dat is een interessante vraag en relevant wat mij betreft. Uit onderzoek van de grondleggers van VTS, Abigail Housen (cognitief psycholoog) en Philip Yenawine (toen hoofd educatie bij het MOMA in New York) blijkt dat mensen pas leren van en over kunst als ze lang en veel hebben gekeken naar kunst. Dan pas hebben ze voldoende haakjes in de hersenen om die kennis aan op te hangen.
In relatie tot het leren kijken naar kunst speelt ook Visual Politics een steeds grotere rol. We moeten ons in een veranderende samenleving steeds bewuster worden door welke bril we kijken. VTS kan daarbij helpen en als facilitator moet je je bewust zijn van de woorden die je gebruikt en teruggeeft in de groep. Ook de keuze van het werk of het beeld heeft invloed op de manier waarop er gekeken wordt. Dit bewustzijn zie je ook bij musea die ik heb ondervraagt en speelt daarnaast ook een belangrijke rol in een veranderende maatschappij.
In relatie tot mijn experiment is het goed geweest om te ervaren wat er in een groep gebeurt bij het toepassen van VTS. Echter was het beter geweest als de groep een gelijkaardig niveau had gehad. Om een veilige omgeving te creëren werkt VTS het beste met peers en beter niet met twee verschillende sociale groepen. Ook heb ik onvoldoende ervaring met VTS om als facilitator een neutrale rol aan te kunnen nemen en goed te kunnen parafraseren. Een volgend onderzoek is nodig, waarbij ik als observator zou moeten registreren wat er gebeurt in een groep die langere tijd met VTS heeft gewerkt. Ontstaat er meer begrip binnen de groep en leren ze elkaars perspectieven beter kennen en waarderen?
Dit zou je als vak ‘begrijpend leren kijken’ kunnen inzetten op scholen en door middel van VTS, leerlingen onderwijzen. Een museum is niet eens noodzakelijk, het werkt zelfs beter in een klaslokaal op een groot scherm omdat de concentratie daar beter is en de focus meer op het beeld ligt en niet op de omgeving of oorsprong van het werk.
Afgaande op mijn gesprek met Michal, haar bevindingen en de onderzoeken die op dit moment zijn gedaan kan ik wel voorzichtig concluderen dat VTS als methode goed werkt om vooroordelen weg te nemen en perspectieven te delen, mits goed uitgevoerd.
Vragenlijst musea
27 februari 2020
Verwerking
Op 28 november is er een korte vragenlijst verzonden naar educatoren van middelgrote en grote musea. De verwerking van de gegevens kun je vinden bij de reflectieverslagen, hieronder geef ik een samenvatting van mijn bevindingen.
Uiteindelijk hebben 43 van de 127 musea gereageerd en de vragenlijst ingevuld.
Op basis van het aantal respondenten kun je voorzichtig concluderen dat het onderwerp leeft binnen musea en zij zich bewust zijn van hun rol binnen de maatschappij. Zij maken daar deel van uit en geven aan dat zij een weerspiegeling willen zijn van de samenleving. Binnen de organisaties zelf en naar het publiek toe. In mindere mate voelen ze maatschappelijke urgentie.
Musea zijn bezig met diversiteit en inclusiviteit, met name wat betreft publieksbereik.
Er wordt vooral per tentoonstelling gekeken hoe aansluiting te vinden bij een doelgroep, dit hoeft niet noodzakelijkerwijs tot doel te hebben om in te zetten op diversiteit. Het is nog niet zo dat dit ingebed is in de missie van een museum, het wordt wel belangrijk gevonden.
Dit geldt ook voor de educatieve programma’s, deze sluiten aan bij de tentoonstelling of collectie die op dat moment wordt getoond. Er wordt niet per se ingezet op het bereiken van een diverse groep. Het inzetten van kunst om een dialoog te starten wordt wel ingezet om te filosoferen over kunst zelf, maar niet structureel ingezet om maatschappelijke thema’s bespreekbaar te maken. De kunst wordt over het algemeen niet gezien als middel om het gesprek op gang te helpen tussen verschillende sociale groepen.
Martin van Engel, Van Gogh Museum
22 november en 25 november 2019
Binnen het project Van Gogh Verbindt hebben ze bij het Van Gogh actief ingezet om relevant te zijn voor jongvolwassenen met een biculturele achtergond. Niet alleen vanwege economische redenen, maar ook omdat ze in hun publiek een weerspiegeling willen zien van de samenleving. Dit doen ze onder meer door in te zetten op samenwerkingen met de doelgroep en het MBO. Ook wordt gekeken naar het personeelsbestand en de pool met rondleiders door mensen met een biculturele achtergrond aan te nemen. Dit om culturele identificatie teweeg te brengen, dat wil zeggen dat bezoekers zich
vertegenwoordigt voelen tijdens een bezoek aan het museum.
Martin van Engel zet binnen het project in op het organiseren van activiteiten voor een publiek met een biculturele achtergrond. Een voorbeeld is de tentoonstelling Gauguin & Lavall op Martinique, waarbij ze een educatief project hebben opgezet en onderwerpen besproken zijn zoals kolonialisme, representatie, kleur en taal. Binnen musea is er wel veel gaande, zo is er de Code Diversiteit & Inclusie geïntroduceerd waarbij musea zichzelf kunnen toetsen op hun beleid. Er wordt veel gedaan aan het openstellen van het museum voor jongeren met een andere culturele achtergrond tijdens rondleidingen en op de vrijdagavonden dat het museum open is. Zo is er een project waarbij er n.a.v. een rondleiding gesprekken plaatsvinden, waarna de jongeren zich kunnen uiten in een Spoken Word performance.
Martin van Engel is zelf ook nauw betrokken bij diverse onderzoeken en de ontwikkeling van de Code Diversiteit & Inclusie.
Obiozo Ukpabi, Building Conversations
19 november 2019
Bij Building Conversations worden verschillende methoden toegepast om het gesprek aan te gaan in verschillende settings. Obiozo heeft de opdracht gesprekken in te gaan zetten op middelbare scholen. N.a.v. dit gesprek hebben we afgesproken dat we samen met Lotte van de Berg (Stichting Building Conversations en Third Space) een afspraak inplannen om een en ander met elkaar te bespreken en te kijken wat we voor elkaar kunnen betekenen.
In eerste instantie werden de gesprekken vooral in de publieke ruimte gevoerd met toevallige voorbijgangers. In die gesprekken hebben ze ook een keer gewerkt met VTS (Visual Thinking Strategies), dit is mijns inziens interessant om verder in te duiken in verband met het kijken naar een beeldend werk.
Wat betreft het onderwijsproject willen ze inzetten op gesprekken over identiteit, gericht op leerlingen Havo/VWO. Een onderwerp is bijvoorbeeld Hoe maak je je plek eigen. Het gesprek aangaan op een veilige plek is heel belangrijk. Obiozo vraagt of ik daarom zelf ook bewust kies voor een museale setting. Daar heb ik zelf nog niet bewust over nagedacht, maar voor mij is een museum wel een bijzondere plek. Je laat de buitenwereld als het ware achter je en doordat je omgeven bent door kunst ontstaat er een bijzondere sfeer. Ik denk dat het interessant is hoe de ruimte ook van invloed kan zijn op de manier waarop je het gesprek voert. Het is wel meer gedragen, serieuzer dan in een openbare ruimte, waar meer ruis is en het leven doorgaat. Binnen een museale setting kun je als het ware even de tijd stil zetten en met elkaar in de ruimte het gesprek aangaan. In die ruimte kun je samen elkaar de ruimte geven om het gesprek aan te gaan.
Het gesprek moet nog een vervolg krijgen.
Marleen Hartjes, Van Abbemuseum
4 november 2019
Het inclusief en diverser maken van het museum is een traag proces. De aanpak van het museum is de structuur van het museum aan te pakken op 6 niveaus. (6 P's: Publiek, Programma, Personeel, Partners….) Dit proces kost tijd.
Inclusiviteit heeft 2 aspecten; erkennen en herkennen. Herkennen wat nodig is en erkennen dat niet iedereen zich kán herkennen in de verhalen die verteld worden. Dit vraagt nuance en aandacht. Het is 'multi-layerd': je kunt niet alles faciliteren, je moet zo bewust mogelijk omgaan met de stappen die je zet. Als er andere gesprekken op gang komen kan het publiek zich ongemakkelijk voelen. Het is een proces waarbij je gaandeweg keuzes moet maken. Als je de deur opent voor de ene groep, volgt er mogelijk een andere groep. (Dit gaat dan over het diverser maken van je publiek!) Op alle niveaus moet procesverandering plaatsvinden.
In het samenstellen van een tentoonstelling is er soms wel soms niet specifiek ingezet op een doelgroep. Er wordt wel altijd uitgegaan van basisvoorwaarden op het gebied van inclusiviteit en multi-zintuiglijkheid. Marleen heeft het ook over een multi-perspectief: anders gaan programmeren om verschillende groepen uit de samenleving aan te spreken, daarbij ga je tevens adviezen uit de groep gebruiken.
Carla Bakker
4 november 2019
Carla Bakker heb ik gesproken in verband met het onderzoek dat zij in 2018 voor de Master Kunsteducatie gedaan heeft. Bij het lezen van het boek Vrije Ruimte ben ik mij gaan verdiepen in het filosofische gesprek en werd ik getipt door Marjelle van Hoorn tijdens een expertmeeting om contact op te nemen met het Nieuwe Trivium. Zo ben ik bij Carla Bakker terecht gekomen. Voor haar onderzoek heeft zij een focusgroep geobserveerd aan de van een aantal opdrachten. Vervolgens werd een socratisch gesprek begeleid door Erik Boers van Nieuwe Trivium. Carla vraagt aan mij wat ik dan precies wil onderzoeken? Een antwoord is dat ik een dialoog als middel wil inzetten om nieuwe perspectieven tot stand te brengen. Kunst is de ingang om die interculturele dialoog op gang te brengen. Welke methodes dragen daar dan aan bij? Daar kan ik mij verder in verdiepen.
Carla geeft aan dat de rol van begeleider tijdens een gesprek belangrijk is, naast goed te luisteren en te signaleren wat er gebeurt in een gesprek. Een gesprek verloopt van specifiek naar persoonlijk en weer generiek, dat wordt een zandloper-model genoemd. Waar wil ik zelf naartoe, beroepsmatig? Waar moet je over beschikken als facilitator om het gesprek goed op gang te brengen? Wat mis ik nog in het landschap? Terechte vragen waar ik nog geen helder antwoord op heb.
Enquete musea
28 november 2019
verzonden
Op 28 november is er een korte vragenlijst verzonden naar educatoren van middelgrote en grote musea. Mijn eerste poging om personen persoonlijk te spreken te krijgen heb ik opgegeven, dit gaat teveel tijd kosten.
Op 2 december heb ik 21 reacties binnen.
Vragen stellen blijkt ook een kunst... ik merk dat de vraag niet altijd goed wordt begrepen. Dit kan liggen aan mijn manier van vragen stellen, het kan ook liggen aan het onderwerp. Wellicht is het museum er niet mee bezig of heb ik onvoldoende context gegeven. Wat dat betreft heb ik ervoor gekozen zo kort en ze bondig mogelijk te zijn, om de respondenten niet af te schrikken. Wel heb ik van 15 respondenten een mailadres ontvangen en mag ik hen nogmaals benaderen. Zodra ik verder in het onderzoek zit ga ik de meest relevante respondenten contacteren.
Voor de ruwe data kijk hier: antwoorden en resultaten.
Een verwerking van de data volgt nog.