top of page

Gesprek Renske de Groot

Bijgewerkt op: 1 mrt. 2020

De uitwerking van het gesprek is omgezet naar een leesbare tekst. De cursieve teksten in rood zijn toegevoegd als aantekening voor mijzelf en komen niet uit het gesprek. Ik begin met een korte samenvatting van het gesprek.


Renske de Groot


Samengevat:

Renske is erg goed in de juiste vragen stellen en in het analyseren van mijn onderzoek. Het belangrijkste dat uit ons gesprek komt is dat ik vaart moet maken en een keuze moet maken wat betreft doelgroep en methode. Daarbij kan ik voor de doelgroep ook een pragmatische keuze maken, als ik maar een keuze maak en iets ga testen. Ik ga vanaf nu andersom denken, waarbij ik begin met het uittesten van een methode met een doelgroep die binnen handbereik is. Als ik de keuze heb gemaakt kan ik met de resultaten de theorie laten aansluiten op de keuzes die ik heb gemaakt.


Tips:

Check Emotienetwerken

Contact opnemen Richard Kofi i.v.m. zijn werkzaamheden bij Bijlmer Parktheater

Contact opnemen Michal Butink i.v.m. het werken met VT en VTS


Uitwerking gesprek:

Ik start met een korte uitleg over mijn onderzoek, waarbij ik opmerk dat het de vraag is of de vraag straks nog klopt. Tevens leg ik kort uiteen over mijn frustratie en waarom mensen zo weinig tolerant zijn naar elkaar toe. Het onderwerp hield me al langer bezig en ik wilde het verder uitdiepen. Aangezien ik zelf niet werk in een museum merk ik dat het moeilijk is mensen te spreken te krijgen. Dat is inderdaad heel lastig beaamt Renske.


Op dit moment probeer ik een afspraak te plannen met Richard Kofi en Stefanie van Gemert, die laatste heeft een methode ontwikkelt voor gesprekken in musea als ik het goed begrepen heb.

Renske vraagt of het mij gaat om meerstemmigheid en interculturaliteit in kunstmusea? Waarom? Omdat ik geloof dat je door het kijken naar kunst meerdere perspectieven bespreekbaar kunt maken.

Ken ik Hester Dibbits en de door haar ontwikkelde methode emotienetwerken? Die ken ik, maar ben ervan uitgegaan dat ze heel erg op cultureel erfgoed zitten. Renske geeft aan dat dat kan, maar de methode wel op alle kunstwerken toepasbaar is. (Hier moet ik toch nog maar een keertje naar kijken!) Wanneer het gaat om meerstemmigheid en hoe om te gaan met schurend erfgoed, gaat zij uit van een probleem dat zich manifesteert in een kunstwerk of object, daar heeft zij een gespreksmethodiek omheen ontwikkeld. Op het moment dat ik een methode kies en mijn onderwerp meerstemmigheid is moet ik aangeven waarom ik een andere methode kies. Daar moet ik mij dan minstens toe verhouden. Naast VT of VTS en het kijken naar kunst in musea is er een set aan bestaande theorieën en bepaalde methodieken waar ik mij minstens toe zal moeten verhouden en aangeven wat ik ervan weet. VT spreekt mij aan omdat je vrij kunt bewegen door die routines. Voor mij is het boek van Herman, De kunst van het observeren, belangrijk omdat je door objectief te kijken je vooroordelen moet loslaten. Daar zit iets waar ik iets mee kan, voor mij komt het daar bij elkaar. Verschillende methodes hebben op bepaalde onderdelen altijd wel ergens een overlap.


Waarom? Renske mist een noodzaak of logische connectie? Moet ik straks (bij mijn verdediging) ook uitleggen. Ik geef aan dat ik door mijn onderzoek hoop te zien dat er verandering optreedt bij de deelnemers. Heb ik 1 zin? Mijn onderzoeksvraag: Hoe kan receptieve kunsteducatie een bijdrage leveren aan een interculturele dialoog?

Ik vind het moeilijk om het nog kleiner te maken, de enige manier die ik op dit moment zie om het kleiner te maken is door het in de praktijk uit te gaan proberen.


Renske: Hoe ga ik dat meten?! Als het gaat om verandering dan moet ik dat dus meten, hoe denk ik dat dan te gaan doen? In ieder geval een keer observeren hoe ze dat in het Design Museum doen. (Die observatie heeft dan natuurlijk geen betrekking op mijn directe onderzoeksvraag, maar op de methode. Dit heeft te maken met het aftoetsen of de methode toepasbaar is voor mijn onderzoek.) In relatie tot de praktijk vraag ik me wel af wat wijsheid is; zelf uitvoeren, of juist de groep observeren?


Renske: tip voor het observeren; Michal Butink geeft o.a. rondleidingen VT met Syrische vluchtelingen. Als het gaat om de interculturele dialoog kan dat een ingang zijn. (Ik zal zeker contact met haar moeten opnemen, wellicht mag ik bij haar een observatie doen.) Om de verandering te toetsen zou ik vooraf vragen moeten stellen en vervolgens na de rondleiding weer. Wat is daarin het verschil, het blijft een momentopname.


Wat is dan mijn doelgroep?

Wat ik nodig heb is een casestudy. Dan heb ik iemand nodig die mensen kent en zelf actief is, want dan kan ik aan iets concreets beginnen. Ik kan het kleiner maken door een casestudy te doen. Daarbij kan ik het hebben over random kunst, maar ook met mensen praten die net in Nederland zijn nieuwkomers, met wie ga ik een pilot doen en waarom? (Met nieuwkomers wil ik niet werken, dan heb je te maken met een andere problematiek en zit je ook nog eens met een taalbarrière.) Die ingang moet ik vinden anders strand het. Je kunt de vraag op dat moment dan wel weer herformuleren.


Bijvoorbeeld: Hoe kan receptieve kunsteducatie voor die doelgroep dan het verschil maken in interculturele communicatie?

Op het moment dat ik de casus heb kan ik daarna wel een theoretische kader schrijven, waarom ik denk dat het zo zou kunnen werken en uitleggen waarom ik voor die methodiek kies. Waarom de noodzaak er is voor die doelgroep. Dus de theorie die ik al heb koppel ik dan aan de praktijk. Eigenlijk draai ik mijn proces om en start met een casestudy, waaruit ik vandaar de resultaten kan onderbouwen met de theorie die ik heb. Waarbij ik uiteenzet of het wel of niet werkt. Het is belangrijk dat ik snel een concrete doelgroep heb en ik moet niet te krampachtig vasthouden aan de doelgroep, eerder zorgen dat ik een heb.


Als ik mij met meerstemmigheid bezig wil houden binnen musea of de museologie, dan begeef ik me in een specifiek vakgebied. Door de Reinwardt Academie zijn er rond meerstemmigheid bepaalde theorieën in een cahier over publiek en educatie gepubliceerd. (Met zoeken op begrip meerstemmig nog geen hit, moet ik dus verder zoeken.) Om meerstemmigheid te begrijpen zal ik die theorieën moeten gebruiken in mijn onderzoek.


Wat drijft mij daar nu echt in? De polarisatie in de maatschappij. Op het moment dat ik het wil hebben over interculturaliteit kan ik emotienetwerken wel goed gebruiken voor het bij elkaar brengen van mensen die tegenover elkaar staan.


Als ik voor de zomer wil afstuderen moet ik opschieten.

Mij valt op dat er in de praktijk niet zoveel gebeurt, dat is de reden om een experiment te doen. Dit kan ik dan linken aan de theorie, het proces kan ik vervolgens uitdenken en beschrijven, uitleggen en uitschrijven. Als het experiment niet lukt, dan is dat jammer, zolang ik het maar beschrijf. Als ik het goed uitdenk dan kan ik in mijn conclusie beschrijven dat het experiment of de methode nog niet passend is en er vervolgonderzoek nodig is. Nadenken wat er beter zou zijn geweest. En een keuze maken welke methode ik ga toepassen, nu moet ik het gaan doen.


Geen keuze maken is een foute keuze!

Een keuze kan ik altijd onderbouwen met iets….

Ik moet het onderzoek klein maken en een ingang vinden. Als het me gaat om interculturaliteit en musea geven niet thuis, welke mensen werken daar nog meer mee? De Vrolijkheid bijvoorbeeld, of welke organisaties nog meer? (Organisaties die met asielzoekers werken zijn ook lastig te benaderen, zo heb ik bijvoorbeeld Elan Art aan het begin van mijn proces geprobeerd, net als De Vrolijkheid, maar slechte tot geen respons gehad.) Wie wel? Bij het ontwikkelen van de methode moet ik beschrijven wat ik wil bereiken? Ik moet het concreter maken door een experiment te gaan doen!

Richard Kofi, is misschien ook een ingang door het Bijlmer Parktheater of culturele centra, die iets doen met kunst en educatie. Het blijft lastig om mensen te spreken te krijgen en gezien de tijd zoek ik de weg van de minste weerstand. Ik kan dit later ook nog met musea inzetten en dan sta ik sterker als ik een onderzoek heb dat er onder ligt.


De keuzes die ik dus moet maken zijn de doelgroep en de werkvorm. Het is een uitdaging welke woorden ik nu precies ga kiezen, ik moet mijn onderzoek concreet gaan maken daarvoor heb ik een ingang nodig en een doelgroep. Vind een ingang!

De literatuur die dan het meeste past kan ik dan inpassen, promotieonderzoeken zijn er ook genoeg geschreven over het onderwerp. De doelgroep maakt in zekere zin ook niet uit. Van een wijk in verandering, waarbij nieuwe bevolkingsgroepen met elkaar in aanraking komen, zal het handiger zijn te praten over gentrificatie. Waar ik de ingang heb, daar ga ik het uitvoeren. Afhankelijk van de doelgroep kan ik het later wel verklaren. De vraag blijft min of meer hetzelfde, het gaat erom dat ik kan verklaren waarom ik die doelgroep kies en of het experiment geslaagd is. De omstandigheden bepalen hoe ik het in de praktijk kan uitvoeren.

Voor de theoretische onderbouwing kies ik dan gewoon een doelgroep, dat wordt mijn leidraad. Wellicht kan Michal Butink mij helpen, ik mag i.v.m. mijn onderzoek Renske noemen als referentie.


Als ik met leerlingen ga werken op een school moet ik mijn verhaal insteken in een educatief stramien. Dan moet ik mij verhouden tot het onderwijs en educatie of als buitenschoolse activiteit. Uitleggen waarom ik kies voor leerlingen uit het VO of MBO. Waarom is het dan wel kunsteducatie, waarom neem ik nou net die groep? Als Klasgenoot X of leerlingen vrijwillig willen deelnemen aan een experiment dan kan ik het alsnog als informele kunsteducatie inzetten buitenschools.


Wanneer is het dan goed? Omdat ik verandering wil meten moet ik iets voor en achteraf meten. ‘In dit specifieke geval voor deze groep heeft er bij deze mensen deze verandering plaats gevonden, dat geeft aanleiding om te denken dat… vervolgonderzoek zal moeten aantonen dat…’


Hester Dibbits heeft emotienetwerken uitgewerkt met hetzelfde verlangen als waarover ik het heb, waarom kunnen we elkaar niet vinden in dialoog. Daarin gaat het soms over kunst, soms over traditie. Het is een methodiek om het gesprek te voeren over een moeilijk onderwerp of betwist object, in ieder geval met een bepaalde insteek. Kan die methodiek helpen om het gesprek over anders zijn te helpen voeren?

Ik beloof dat ik iets kies! Als je begint aan de Master denk je dat dit het onderzoek der onderzoeken moet zijn, maar je laat gewoon zien dat je op masterniveau kunt functioneren. Andere onderzoeken kun je later ook nog uitwerken, of artikelen schrijven over onderwerpen die me raken. Dit is wat ik nu even moet doen, laten zien dat ik als master kan kiezen, sterke en zwakke punten in mijn onderzoek kan benoemen. Gaandeweg krijg je er alleen maar meer vragen bij. Komende 12 -16 weken ga ik nu even dit doen. Andere ideeën eerst even wegstoppen, eerst deze kamer opruimen en daarna die andere.

10 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page