top of page

Groepsdynamica

Bijgewerkt op: 13 feb. 2020

Op vrijdagochtend wandel ik over het terrein van de TU\e naar de locatie van Fontys om de module bij te wonen. Het terrein is een verzameling met gebouwen van moderne architectuur, blokken uit de jaren '70 en industrieel erfgoed. Op het terrein heerst een bedrijvigheid waarbij je allerlei diverse groepen over het terrein ziet lopen of fietsen. Al die mensen zijn onderweg, ergens naar toe of komen ergens vandaan en reageren op elkaar en hun omgeving. Dit college gaat over groepsdynamiek en onwillekeurig moet ik denken aan het terrein vol oude gebouwen die bepalen hoe die dynamiek tussen mensen fysiek plaats vindt.


Hoe groter de groep, hoe belangrijker het is het proces te begeleiden. Binnen een groep ontstaan er verschillende patronen hoe deelnemers binnen een groep op elkaar reageren. Dit is afhankelijk van de samenstelling van een groep. Dit bepaalt in zekere mate ook de effectiviteit van de groepscommunicatie en het klimaat binnen de groep. Remmerswaal (2015) geeft aan dat er binnen een groep communicatie ontstaat door interpersoonlijke communicatie. Je kunt dus niet alleen communiceren als individu, maar je hebt de hele groep nodig. Hierbij speelt de context van de groep een belangrijke rol. Je kunt binnen een groep altijd bepaalde patronen ontdekken, deze hangen af van de status van bepaalde deelnemers in een groep, de communicatiestructuur. Je kunt de interactie tussen personen observeren en bijhouden om die structuur op te sporen. Daar ga ik hier nu niet verder op in. Belangrijk is echter wel te melden dat bij het toekennen van een bepaalde status, deze ontstaat binnen de groepsdynamiek. De status krijg je van de groep, aan die status hangt geen oordeel, maar het geeft diegene wel een zekere invloed op het verloop van het gesprek. Hoe groter de groep hoe groter het verschil wordt tussen de 'spraakzamen' en de 'stillen' en kan dus indirect van invloed zijn op het verloop van een gesprek (Remmerswaal, 2015, p. 263). Bij wat kleinere groepen met mensen die elkaar niet of niet goed kennen blijkt uit onderzoek dat als er personen zijn die veel praten, de personen die minder inbrengen stiller worden en de veelpraters dus in verhouding weer meer inbrengen (Bales & Hares, 1965 in Remmerswaal, 2015, p. 268). Een belangrijk conclusie die ook wordt getrokken is dat mensen die een lagere inbreng hebben in een groepsgesprek ook het idee hebben dat ze minder goede voorstellen doen. Daarom is het mijns inziens van belang dat je een balans zoekt in de ruimte die deelnemers krijgen om hun bijdrage te delen.

Remmerswaal (2015) verwijst ook naar de interactiehypothese van Homans, waarin hij aangeeft dat hoe hoger de interactie is tussen mensen hoe meer sympathie er ontstaat, echter omgekeerd werkt dat ook. Als je met gelijkgestemden bent voel je automatisch meer genegenheid. "Van de factoren die onderlinge gevoelens van sympathie en attractie bepalen, is vooral gelijkheid (of veronderstelde gelijkheid) de belangrijkste: gelijkheid van houdingen, gelijkheid van opvattingen, gelijkheid van bepaalde persoonlijkheidskenmerken en gelijkheid in sociale achtergrond" (Remmerswaal, 2015, p. 272). Hier wordt het interessant in verband met mijn onderzoek, want ik wil tussen twee sociale groepen juist het empathisch vermogen laten toenemen, waarbij ik ervan uitga dat er een gelijkwaardigheid ontstaat. Gelijkwaardig in waardering voor elkaar, waarbij het niet de bedoeling is dat ze elkaars standpunten over gaan nemen.

Dan wil ik tot slot nog de context betrekken in relatie tot de groepsdynamiek. De context of de omgeving bepaalt hoeveel invloed deze heeft op de deelnemer. Het ecologisch model van Bronfenbrenner laat die invloed goed zien:

Het ecologische model van Bronfenbrenner

Het model wordt ook wel omschreven als de lagen of rokken van een ui, iedere laag heeft een andere invloed op de persoon. Alles wat zich in de kern bevindt heeft de meeste invloed op de persoon. Hoe verder weg de laag hoe indirecter de invloed wordt. Tegelijkertijd is die invloed er altijd en mag je de buitenste laag niet onderschatten wat betreft de mate van invloed. Je moet je bewust zijn van de omgeving en achtergrond van personen die zich in de groep bevinden.


De groepsdynamiek is dus belangrijk om als begeleider in de gaten te houden. Om iedereen de kans te geven zich te mengen in een gesprek is het belangrijk zo veel mogelijk rekening te houden met context en communicatiestructuur. Ook al voelen gelijkgestemden zich meer tot elkaar aangetrokken, Remmerswaal heeft het ook over veronderstelde gelijkheid, door elkaar de ruimte te geven dit te duiden kun je verschillen blootleggen, maar ook juist onverwachte overeenkomsten.


Tijdens het college is ook het kringdialoog ter sprake gekomen, waarbij de nadruk is gelegd op de dialoog als instrument voor verandering (Lauteslager, 2012, p. 9). In het artikel wordt de rol van leidinggevende centraal gezet, omdat deze de goede vragen moet stellen om mensen in staat te stellen beter te reflecteren op de situatie of zichzelf. De rol van leidinggevende zou je kunnen vervangen door de begeleidende rol die je bijvoorbeeld aanneemt bij het bespreken van een kunstwerk. Mijn hypothese is dat je door het kijken naar kunst en daar vervolgens gezamenlijk op te reflecteren je perspectieven van elkaar leert kennen en delen. In een kringgesprek geef je ieder om beurten het woord, een reactie stel je uit. Je oordeelt niet en zo ontstaat er volgens Lauteslager (2012) "ruimte voor verschillende verschillende opvattingen uit verschillende perspectieven". ... "In een dialoog is het belangrijker te luisteren en open vragen te stellen, dan je mening te geven" (p. 10). Het doel van een kringdialoog is mensen aan het denken te zetten over eigen vooronderstellingen en die van anderen en elkaar zo beter leren begrijpen en jezelf beter begrepen voelen.


Bronnen:


37 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page